Om 19.05 uur, net na vertrek om zeven uur 's avonds, kapseisde het schip op ongeveer 6 kilometer voor de Belgische kust. Er was op dat moment tachtig man personeel aan boord en het schip vervoerde ongeveer 600 passagiers, 81 personenauto's, 3 bussen en 47 vrachtwagens.
Als oorzaak van de ramp wordt een combinatie van technische en organisatorische fouten gezien. Op technisch vlak heeft het ontwerp van het schip en het ontbreken van waarschuwingssystemen bijgedragen tot de ramp. Op het organisatorische vlak waren dit een gebrekkige communicatie tussen de hogere kaders en de medewerkers aan boord en de haast om op schematijd te varen. De haast bleek uit het openlaten van de boegdeur, het te snel varen en het niet leeg zijn van de ballasttanks. Tot slot werd alcoholgebruik tijdens actieve dienst door officieren als een mede-oorzaak aangemerkt.
De deuren werden soms open gelaten bij het wegvaren en pas later gesloten, dat had als reden dat dan de autodekken konden schoonwaaien omdat de uitlaatgassen tijdens het laden niet voldoende werden afgevoerd door de gebrekkig werkende oude ventilatie systemen.
Het roll-on-roll-offscheepstype lag daarvoor al onder vuur, vanwege de grote autodekken die over de volle lengte en breedte doorliepen om snel te kunnen laden. Zodra een dergelijk schip water maakt, zorgt het vrij vloeistofoppervlak voor een snelle afname van de stabiliteit en een zeer snel kapseizen. Het zou echter tot na de ramp met de Estonia duren voordat de IMO de SOLAS aanpaste met onder andere meer eisen aan de lekstabiliteit van roroschepen. Zo worden oudere veerboten vanaf eind jaren 90 voorzien van drijvers langs de zijkanten van de romp om de stabiliteit te verbeteren.
Ook bij de ramp met de MS Estonia in 1994 drong water binnen op het rijdek, in dat geval waarschijnlijk door het afbreken van een boegdeur. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten