|
De
grondvesten van de toren bevonden zich onder het vlak van de gewone
springtijen te Oostende. De toren zelf was ongeveer 60 meter hoog,
terwijl de lichten zich op 57 meter boven de hoogste waterstand bevond.
Deze lichten waren samengesteld uit vier wieken,
die gevoed werden door een petroleumlamp, en hadden een zichtbaarheid
van circa 15 mijl. Onder deze lichtkamer was een kamer aangebracht ten
gerieve van de wachters, die meer dan 270 trappen moesten beklimmen om
tot daar te geraken. Het licht werd voor de eerste keer ontstoken op 12
januari 1860, bij het ondergaan van de zon en werd verspreid via een
lenzenstelsel. |
| |
(foto Egide Vanhooren, tekst Mario Couvreur)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten