Op
12 april 1930 werd de “Prince Charles” op de Cockerill werf te Hoboken,
in aanwezigheid van Prins Karel, te water gelaten. Het was de derde in
een reeks van vier maalboten, bestemd voor de dienst “Oostende-Dover”.
Van de gelegenheid van deze tewaterlating bracht Prins Karel en zijn
gevolg ook nog een bezoek aan de zustersschepen, de “Prinses Astrid” en
de “Prince Leopold”, die klaar liggen voor ingebruikneming.
De “Prince Charles” heeft, zoals de zusterschepen een lengte van 109m60
en een breedte van 14m. De machinen van 15.400 PK zullen aan het schip
een snelheid geven van 23.5 knopen. Op donderdag 29 november
1930 vaarde de “Prince Charles” van de scheepswerf van Hoboken naar de
thuishaven Oostende onder de leiding van Kapitein Degraeve, met
assistentie van de heren Timmermans (eerste luitenant) en Roedts (tweede
luitenant). Na de laatste proeven op vrijdag 30 november 1930 werd de
“Prince Charles officieel overgedragen aan de Belgische Staat.
Vanaf 12 november 1930 vaarde de “Prince Charles” regelmatig op
Oostende-Dover en in 1939 vaarde het, door de sluiting voor het
burgertrafiek van de haven van Dover, werd de haven van Folkestone
aangedaan. Op 17 mei 1940 bracht de “Prince Charles” Belgische
vluchtelingen naar de haven vanFolkestone en vaarde dan door naar
Southampton, waar het op 18 mei aanmeerde Van 30 mei 1940 tot
21 september 1940 vaarde het, met een Belgische bemanning, voor rekening
van het Britse Ministerie voor Oorlogsvervoer (Ministry of War
Transport – M.O.W.T.) Eerst werd ze ingezet voor de aanvoer van Britse
troepen naar Cherbourg, maar vanaf 11 juni 1940 werd ze ingezet voor de
evacuatie van het 2e Brits Expeditie Korps Op 22 september 1940
werd het schip overgedragen aan de Royal Navy . In december 1940 werd
de “Prince Charles”, samen met de “Prince Leopold” afgeleverd aan de
scheepswerf van Silley Cox te Falmouth voor de ombouw tot eeen “Infantry
Landing Ship” (L.S.I.) en werd het op 6 maart 1941 herdoopt tot “HMS
Prince Charles”- pennant no 4120. Van 26 tot 28 december 1941 nam het deel aan de tweede raid op een eiland van de Lofotengroep, Vaagsö (de operatie Archery)
Op 18 en 19 augustus nam het deel aan de aanval op het Franse stadje
Dieppe (Operation Jubilee). Deze operatie was een volledige mislukking
en meer dan drieduizend Canadezen en heel wat bemanningsleden van de
landingsboten lieten er het leven. In mei en juni 1943 vaarde
de de “HMS Prince Charles”, samen met andere boten richting Noord Afrika
(via Gibraltar) om deel te nemen aan de voorziene invasie van Italië.
Zij nam op 10 juli 1943 deel aan de operatie Husky (landing op Sicilië)
en op 9 september 1943 bracht zij Amerikaanse Rangers aan wal op het
strand van Amalfi tijdens de operatie Avalanche. Tot eind september werd
zij ingezet voor het transport van troepen in het Middellandse
zeegebied en in oktober 1943 keerde zij terug naar de haven van Falmouth
. (Gr. Br) Op 6 juni 1944 nam zij deel aan de landing in Normandië. Zij bracht Amerikaanse troepen (o.a. de US Rangers) naar Omaha
In augustus 1944 werd de “HMS Prince Charles”, in de omgevoing van de
Normandische kust, getroffen door een torpedo. Het werd drijvend
overgebracht naar de haven van Penarth voor herstel van de schade en de
transformatie tot een gewone troepentransportschip. Op 21
december 1944 werd de “HMS Prince Charles” opnieuw overgedragen aan de
M.O.W.T. (Ministry of War Transport) en vaarde het onder de Britse
handelsvlag (Red Ensign) Op 15 juni 1946 werd het schip
teruggegeven aan de Belgische Staat en na de nieuwe omvorming tot het
gewone paketboot op de scheepswerven van Cockerill te Hoboken,. Onder de
vroegere naam “Prince Charles” werd het vanaf 11 november 1946 opnieuw
in dienst gezet van de lijn Oostende-Dover. In 1960 werd de “Prince Charles” verkocht voor schroot aan de firma O. Butens uit Hoboken en werd ze gesloopt. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten