Belgique 1865-1923
Tot 1862 bleef de verdeling van de poststukken uit Engeland onder
verantwoordelijkheid van de Engelse admiraliteit. Om tot een optimalere
werking te komen besliste de Belgische regering deze in eigen beheer te
nemen. Het was de bedoeling om de overtochten, die ’s nachts doorgingen,
uit te breiden . In januari 1865,
ter uitbreiding van de vloot, werd bij de firma John Cockerill te
Hoboken de bestelling geplaatst van een nieuwe eenheid, de ”Belgique”.
De kostprijs was vastgelegd op 615.000 Belgische franken. Het schip had
een lengte van 55 m (volgens andere bronnen 48 m) en een breedte van
6.50 m. Het kon een snelheid ontwikkelen van 15 knopen.
Oorspronkelijk was de “Belgique” gebouwd voor toezicht op de Schelde,
maar door het succes van de lijn Oostende- Dover werd het toch voor het
kanaalverkeer ingezet. Op 13 december 1865 bood de “Belgique”,
onder leiding van Kapitein R.N. Hoed, hulp aan een Engelse kanaalboot,
de “Samphire”, (eigendom van de London Chatham & Dover Railway
Company) die bij het verlaten van de haven van Dover met een Amerikaanse
driemaster, de “Fanny Buck” in aanvaring kwam. Enkele passagiers
verdronken , maar de meesten werden gered en de zwaar beschadigde
“Samphire” werd teruggesleept naar de haven van Dover. Tijdens de
eerste wereldoorlog deed de “Belgique” dienst als munitietransportschip
tussen Southampton en Le Havre. Bij zijn terugkeer in 1919 werd het ter
beschikking gesteld van het Zeewezen als hydrografisch schip met als
standplaats Antwerpen. In 1923 werd het buiten dienst gesteld en gesloopt.
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten