Zoeken in deze blog

vrijdag 3 april 2015

1923. De Cierk.

"U zult wellicht denken, bij het lezen van de titel, dat wij het hier zullen hebben over de Oostendse oktoberfoor en de circussen die er te vinden waren zoals de circussen Dejonghe, Demuynck of Semay. Deze laatste was meestal te vinden op het mijnplein, alwaar toen nog geen onderaardse garage te vinden was. De twee overige kon U terug vinden op het pleintje, tegenaan de achter zijde van cinema Bastiaen, met uit- en ingang via de Hendrik Serruyslaaan, ongeveer ter hoogte van waar nu de Sportwinkel Deweert gevestigd is.
Als U echter een oude Oostendenaar bent dan zult het wellicht zelf beseffen dat wij het hier op een ander gebouw hebben en zult U zelf zeggen: “de Cierk” dat was de naam die werd gegeven aan de Oude vismijn.
Inderdaad, toen Oostende nog een dorp was, en er weliswaar al enkele vissersboten hun lading hier binnenbrachten, werd de binnengebrachte vis door de vissers zelf verkocht op een stuk braakliggende grond tussen de Bonen- en Cadzandstraten, tegen de zijgevels van de daar staande huizen.
Dit als gevolg aan de wet van 15 mei 1870 w
"U zult wellicht denken, bij het lezen van de titel, dat wij het hier zullen hebben over de Oostendse oktoberfoor en de circussen die er te vinden waren zoals de circussen Dejonghe, Demuynck of Semay. Deze laatste was meestal te vinden op het mijnplein, alwaar toen nog geen onderaardse garage te vinden was. De twee overige kon U terug vinden op het pleintje, tegenaan de achter zijde van cinema Bastiaen, met uit- en ingang via de Hendrik Serruyslaaan, ongeveer ter hoogte van waar nu de Sportwinkel Deweert gevestigd is.
Als U echter een oude Oostendenaar bent dan zult het wellicht zelf beseffen dat wij het hier op een ander gebouw hebben en zult U zelf zeggen: “de Cierk” dat was de naam die werd gegeven aan de Oude vismijn.
Inderdaad, toen Oostende nog een dorp was, en er weliswaar al enkele vissersboten hun lading hier binnenbrachten, werd de binnengebrachte vis door de vissers zelf verkocht op een stuk braakliggende grond tussen de Bonen- en Cadzandstraten, tegen de zijgevels van de daar staande huizen.
Dit als gevolg aan de wet van 15 mei 1870 waarin art 2 specifiek bepaalt:
”De invoerrechten op alle vissoorten zijn opgeheven. Het is verboden de vishandel te belemmeren, ’t zij door een voorafgaande keuring verplichtend te maken, hetzij door de visverkoop in de vismijnen te verplichten”
Geleidelijk aan kwamen meer boten bij en werd de verkoopplaats te klein zodat diende uitgeweken naar een andere plaats, n.l. het Mijnplein.
Ondertussen was het vroegere dorpje uitgegroeid en de bevolking aangedikt waardoor ook de vissersvloot sterk toenam, zodat de bouw van een degelijke en grotere plaats zich opdrong.
In 1877 werd de eerste steen gelegd van wat de nieuwe vismijn zou worden. Het bouwwerk, gelegen op de Visserskaai tussen de slijkput en het huidige Montgommerydok, zou twee jaar duren en gaf ons de indruk van een stenen circus, door zijn ronde vorm en door de arena in het midden waar de vis werd gemijnd.
Rond de arena hadden de grote viskopers hun pakhuizen, terwijl de kleinere achteraan in de tweede cirkel hun plaatse vonden. Daar waren ook verscheidene opslagplaatsen voor het materiaal. In de eerste rij waren ook enkele kantoren waar stadsbedienden hun werk deden en waar de betalingen plaats vonden, terwijl ook de visafslagers daar hun bureau hadden. De mijn was voorzien van monumentale poorten langs waar de vis werd aangebracht.
In de arena werden de te koop gestelde vissen, ofwel in bennen voor de kleinere soorten ofwel op de stenen ten toon gespreid. Die vissen kwamen van de schepen die in het eerste bassin lagen en daar, volgens soorten en grootte, waren gesorteerd en in bennen gelegd. Deze bennen werden op platte wagens, voorzien van zware trekpaarden, naar de vismijn gebracht. De grote zware wielen van deze wagens waren voorzien van ijzeren beslag waardoor dit soort vervoer nogal wat hinder veroorzaakte voor de slapende mensen in de woningen langs de Visserskaai.
Deze vervoermiddelen werden verstrekt door de firma Lanoye en Vandenwijngaerde, beiden met magazijnen in de St.Franciscusstraat.
Na de verkoop en de verwerking werd, in de pakhuizen, de vis volgens navraag van afnemers in collies verdeeld die dan, via de vistafel in de vistrein werden gedeponeerd om zo naar de onderscheidene bestemmingen te worden gebracht. Die vistafel was een soort terras dat aan de voorzijde van de mijn was aangelegd.
Die vismijn werd echter, na verloop van tijd, te klein voor de steeds maar aangroeiende vloot zodat uitgezien werd naar verdere terreinen om een grotere te bouwen. Dit gebeurde dan ook aan de overzijde van de haveningang en zo werd een nieuwe mijn ingehuldigd in 1934 en werd de oudere dan even later afgebroken. Een stukje geschiedenis verdween.
aarin art 2 specifiek bepaalt:
”De invoerrechten op alle vissoorten zijn opgeheven. Het is verboden de vishandel te belemmeren, ’t zij door een voorafgaande keuring verplichtend te maken, hetzij door de visverkoop in de vismijnen te verplichten”
Geleidelijk aan kwamen meer boten bij en werd de verkoopplaats te klein zodat diende uitgeweken naar een andere plaats, n.l. het Mijnplein.
Ondertussen was het vroegere dorpje uitgegroeid en de bevolking aangedikt waardoor ook de vissersvloot sterk toenam, zodat de bouw van een degelijke en grotere plaats zich opdrong.
In 1877 werd de eerste steen gelegd van wat de nieuwe vismijn zou worden. Het bouwwerk, gelegen op de Visserskaai tussen de slijkput en het huidige Montgommerydok, zou twee jaar duren en gaf ons de indruk van een stenen circus, door zijn ronde vorm en door de arena in het midden waar de vis werd gemijnd.
Rond de arena hadden de grote viskopers hun pakhuizen, terwijl de kleinere achteraan in de tweede cirkel hun plaatse vonden. Daar waren ook verscheidene opslagplaatsen voor het materiaal. In de eerste rij waren ook enkele kantoren waar stadsbedienden hun werk deden en waar de betalingen plaats vonden, terwijl ook de visafslagers daar hun bureau hadden. De mijn was voorzien van monumentale poorten langs waar de vis werd aangebracht.
In de arena werden de te koop gestelde vissen, ofwel in bennen voor de kleinere soorten ofwel op de stenen ten toon gespreid. Die vissen kwamen van de schepen die in het eerste bassin lagen en daar, volgens soorten en grootte, waren gesorteerd en in bennen gelegd. Deze bennen werden op platte wagens, voorzien van zware trekpaarden, naar de vismijn gebracht. De grote zware wielen van deze wagens waren voorzien van ijzeren beslag waardoor dit soort vervoer nogal wat hinder veroorzaakte voor de slapende mensen in de woningen langs de Visserskaai.
Deze vervoermiddelen werden verstrekt door de firma Lanoye en Vandenwijngaerde, beiden met magazijnen in de St.Franciscusstraat.
Na de verkoop en de verwerking werd, in de pakhuizen, de vis volgens navraag van afnemers in collies verdeeld die dan, via de vistafel in de vistrein werden gedeponeerd om zo naar de onderscheidene bestemmingen te worden gebracht. Die vistafel was een soort terras dat aan de voorzijde van de mijn was aangelegd.
Die vismijn werd echter, na verloop van tijd, te klein voor de steeds maar aangroeiende vloot zodat uitgezien werd naar verdere terreinen om een grotere te bouwen. Dit gebeurde dan ook aan de overzijde van de haveningang en zo werd een nieuwe mijn ingehuldigd in 1934 en werd de oudere dan even later afgebroken. Een stukje geschiedenis verdween.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten