"U zult wellicht denken, bij het lezen van de titel, dat wij het
hier zullen hebben over de Oostendse oktoberfoor en de circussen die er
te vinden waren zoals de circussen Dejonghe, Demuynck of Semay. Deze
laatste was meestal te vinden op het mijnplein, alwaar toen nog geen
onderaardse garage te vinden was. De twee overige kon U terug vinden op
het pleintje, tegenaan de achter zijde van cinema Bastiaen, met uit- en
ingang via de Hendrik Serruyslaaan, ongeveer ter hoogte van waar nu de
Sportwinkel Deweert gevestigd is.
Als U echter een oude
Oostendenaar bent dan zult het wellicht zelf beseffen dat wij het hier
op een ander gebouw hebben en zult U zelf zeggen: “de Cierk” dat was de
naam die werd gegeven aan de Oude vismijn.
Inderdaad, toen
Oostende nog een dorp was, en er weliswaar al enkele vissersboten hun
lading hier binnenbrachten, werd de binnengebrachte vis door de vissers
zelf verkocht op een stuk braakliggende grond tussen de Bonen- en
Cadzandstraten, tegen de zijgevels van de daar staande huizen.
Dit als gevolg aan de wet van 15 mei 1870 w
"U zult wellicht denken, bij het lezen van de titel, dat wij het
hier zullen hebben over de Oostendse oktoberfoor en de circussen die er
te vinden waren zoals de circussen Dejonghe, Demuynck of Semay. Deze
laatste was meestal te vinden op het mijnplein, alwaar toen nog geen
onderaardse garage te vinden was. De twee overige kon U terug vinden op
het pleintje, tegenaan de achter zijde van cinema Bastiaen, met uit- en
ingang via de Hendrik Serruyslaaan, ongeveer ter hoogte van waar nu de
Sportwinkel Deweert gevestigd is.
Als U echter een oude
Oostendenaar bent dan zult het wellicht zelf beseffen dat wij het hier
op een ander gebouw hebben en zult U zelf zeggen: “de Cierk” dat was de
naam die werd gegeven aan de Oude vismijn.
Inderdaad, toen
Oostende nog een dorp was, en er weliswaar al enkele vissersboten hun
lading hier binnenbrachten, werd de binnengebrachte vis door de vissers
zelf verkocht op een stuk braakliggende grond tussen de Bonen- en
Cadzandstraten, tegen de zijgevels van de daar staande huizen.
Dit als gevolg aan de wet van 15 mei 1870 waarin art 2 specifiek bepaalt:
”De invoerrechten op alle vissoorten zijn opgeheven. Het is verboden de
vishandel te belemmeren, ’t zij door een voorafgaande keuring
verplichtend te maken, hetzij door de visverkoop in de vismijnen te
verplichten”
Geleidelijk aan kwamen meer boten bij en werd de
verkoopplaats te klein zodat diende uitgeweken naar een andere plaats,
n.l. het Mijnplein.
Ondertussen was het vroegere dorpje
uitgegroeid en de bevolking aangedikt waardoor ook de vissersvloot sterk
toenam, zodat de bouw van een degelijke en grotere plaats zich opdrong.
In 1877 werd de eerste steen gelegd van wat de nieuwe vismijn zou
worden. Het bouwwerk, gelegen op de Visserskaai tussen de slijkput en
het huidige Montgommerydok, zou twee jaar duren en gaf ons de indruk van
een stenen circus, door zijn ronde vorm en door de arena in het midden
waar de vis werd gemijnd.
Rond de arena hadden de grote viskopers
hun pakhuizen, terwijl de kleinere achteraan in de tweede cirkel hun
plaatse vonden. Daar waren ook verscheidene opslagplaatsen voor het
materiaal. In de eerste rij waren ook enkele kantoren waar
stadsbedienden hun werk deden en waar de betalingen plaats vonden,
terwijl ook de visafslagers daar hun bureau hadden. De mijn was voorzien
van monumentale poorten langs waar de vis werd aangebracht.
In
de arena werden de te koop gestelde vissen, ofwel in bennen voor de
kleinere soorten ofwel op de stenen ten toon gespreid. Die vissen kwamen
van de schepen die in het eerste bassin lagen en daar, volgens soorten
en grootte, waren gesorteerd en in bennen gelegd. Deze bennen werden op
platte wagens, voorzien van zware trekpaarden, naar de vismijn gebracht.
De grote zware wielen van deze wagens waren voorzien van ijzeren beslag
waardoor dit soort vervoer nogal wat hinder veroorzaakte voor de
slapende mensen in de woningen langs de Visserskaai.
Deze
vervoermiddelen werden verstrekt door de firma Lanoye en
Vandenwijngaerde, beiden met magazijnen in de St.Franciscusstraat.
Na de verkoop en de verwerking werd, in de pakhuizen, de vis volgens
navraag van afnemers in collies verdeeld die dan, via de vistafel in de
vistrein werden gedeponeerd om zo naar de onderscheidene bestemmingen te
worden gebracht. Die vistafel was een soort terras dat aan de voorzijde
van de mijn was aangelegd.
Die vismijn werd echter, na verloop
van tijd, te klein voor de steeds maar aangroeiende vloot zodat
uitgezien werd naar verdere terreinen om een grotere te bouwen. Dit
gebeurde dan ook aan de overzijde van de haveningang en zo werd een
nieuwe mijn ingehuldigd in 1934 en werd de oudere dan even later
afgebroken. Een stukje geschiedenis verdween.
aarin art 2 specifiek bepaalt:
”De invoerrechten op alle vissoorten zijn opgeheven. Het is verboden de
vishandel te belemmeren, ’t zij door een voorafgaande keuring
verplichtend te maken, hetzij door de visverkoop in de vismijnen te
verplichten”
Geleidelijk aan kwamen meer boten bij en werd de
verkoopplaats te klein zodat diende uitgeweken naar een andere plaats,
n.l. het Mijnplein.
Ondertussen was het vroegere dorpje
uitgegroeid en de bevolking aangedikt waardoor ook de vissersvloot sterk
toenam, zodat de bouw van een degelijke en grotere plaats zich opdrong.
In 1877 werd de eerste steen gelegd van wat de nieuwe vismijn zou
worden. Het bouwwerk, gelegen op de Visserskaai tussen de slijkput en
het huidige Montgommerydok, zou twee jaar duren en gaf ons de indruk van
een stenen circus, door zijn ronde vorm en door de arena in het midden
waar de vis werd gemijnd.
Rond de arena hadden de grote viskopers
hun pakhuizen, terwijl de kleinere achteraan in de tweede cirkel hun
plaatse vonden. Daar waren ook verscheidene opslagplaatsen voor het
materiaal. In de eerste rij waren ook enkele kantoren waar
stadsbedienden hun werk deden en waar de betalingen plaats vonden,
terwijl ook de visafslagers daar hun bureau hadden. De mijn was voorzien
van monumentale poorten langs waar de vis werd aangebracht.
In
de arena werden de te koop gestelde vissen, ofwel in bennen voor de
kleinere soorten ofwel op de stenen ten toon gespreid. Die vissen kwamen
van de schepen die in het eerste bassin lagen en daar, volgens soorten
en grootte, waren gesorteerd en in bennen gelegd. Deze bennen werden op
platte wagens, voorzien van zware trekpaarden, naar de vismijn gebracht.
De grote zware wielen van deze wagens waren voorzien van ijzeren beslag
waardoor dit soort vervoer nogal wat hinder veroorzaakte voor de
slapende mensen in de woningen langs de Visserskaai.
Deze
vervoermiddelen werden verstrekt door de firma Lanoye en
Vandenwijngaerde, beiden met magazijnen in de St.Franciscusstraat.
Na de verkoop en de verwerking werd, in de pakhuizen, de vis volgens
navraag van afnemers in collies verdeeld die dan, via de vistafel in de
vistrein werden gedeponeerd om zo naar de onderscheidene bestemmingen te
worden gebracht. Die vistafel was een soort terras dat aan de voorzijde
van de mijn was aangelegd.
Die vismijn werd echter, na verloop
van tijd, te klein voor de steeds maar aangroeiende vloot zodat
uitgezien werd naar verdere terreinen om een grotere te bouwen. Dit
gebeurde dan ook aan de overzijde van de haveningang en zo werd een
nieuwe mijn ingehuldigd in 1934 en werd de oudere dan even later
afgebroken. Een stukje geschiedenis verdween.
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten